Woordenlijst
Noors – Werkwoorden oefenen

werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.

oefenen
De vrouw beoefent yoga.

beschermen
De moeder beschermt haar kind.

sneeuwen
Het heeft vandaag veel gesneeuwd.

bewandelen
Dit pad mag niet bewandeld worden.

schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.

kiezen
Het is moeilijk om de juiste te kiezen.

bedekken
Het kind bedekt zichzelf.

zoeken naar
De politie zoekt naar de dader.

kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.

bereiden
Ze bereiden een heerlijke maaltijd.
