Woordenlijst
Noors – Werkwoorden oefenen

samenkomen
Het is fijn als twee mensen samenkomen.

sturen
Ik stuur je een brief.

schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.

slaan
Ze slaat de bal over het net.

onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.

kiezen
Het is moeilijk om de juiste te kiezen.

verder gaan
Je kunt op dit punt niet verder gaan.

voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.

voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.

nodig hebben
Je hebt een krik nodig om een band te verwisselen.

gebeuren
Hier is een ongeluk gebeurd.
