Woordenlijst
Punjabi – Werkwoorden oefenen

kletsen
Ze kletsen met elkaar.

uitgeven
Ze heeft al haar geld uitgegeven.

opzij zetten
Ik wil elke maand wat geld opzij zetten voor later.

afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.

bevorderen
We moeten alternatieven voor autoverkeer bevorderen.

bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.

verkiezen
Veel kinderen verkiezen snoep boven gezonde dingen.

wachten
We moeten nog een maand wachten.

uitgaan
De kinderen willen eindelijk naar buiten.

oprapen
We moeten alle appels oprapen.

controleren
Hij controleert wie daar woont.
