Woordenlijst
Pools – Werkwoorden oefenen

onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.

controleren
De monteur controleert de functies van de auto.

bedekken
Ze bedekt haar gezicht.

leiden
Hij leidt graag een team.

beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.

klinken
Haar stem klinkt fantastisch.

schrijven naar
Hij schreef me vorige week.

openen
De kluis kan worden geopend met de geheime code.

bezorgen
Onze dochter bezorgt kranten tijdens de vakantie.

corrigeren
De leraar corrigeert de essays van de studenten.

begrijpen
Ik kan je niet begrijpen!
