Woordenlijst
Pools – Werkwoorden oefenen

consumeren
Ze consumeert een stukje taart.

bellen
Het meisje belt haar vriendin.

bedekken
Het kind bedekt zichzelf.

toestaan
Men mag depressie niet toestaan.

bereiden
Ze bereidt een taart.

sprakeloos maken
De verrassing maakt haar sprakeloos.

raden
Je moet raden wie ik ben!

teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.

spellen
De kinderen leren spellen.

gebruiken
Ze gebruikt dagelijks cosmetische producten.

tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.
