Woordenlijst
Pools – Werkwoorden oefenen

bedekken
Het kind bedekt zichzelf.

versturen
Dit pakket wordt binnenkort verstuurd.

vertellen
Ze vertelde me een geheim.

beperken
Moet handel worden beperkt?

redden
De dokters konden zijn leven redden.

bedekken
Het kind bedekt zijn oren.

toevoegen
Ze voegt wat melk toe aan de koffie.

achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.

aanraken
De boer raakt zijn planten aan.

snijden
Voor de salade moet je de komkommer snijden.

raden
Je moet raden wie ik ben!
