Woordenlijst
Portugees (PT) – Werkwoorden oefenen

beginnen
De soldaten beginnen.

rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.

bestellen
Ze bestelt ontbijt voor zichzelf.

besparen
Je bespaart geld als je de kamertemperatuur verlaagt.

uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.

aanbieden
Ze bood aan de bloemen water te geven.

brengen
De koerier brengt een pakketje.

rondspringen
Het kind springt vrolijk in het rond.

schrijven
Hij schrijft een brief.

kopen
Ze willen een huis kopen.

vervoeren
We vervoeren de fietsen op het dak van de auto.
