Woordenlijst
Portugees (PT) – Werkwoorden oefenen

willen
Hij wil te veel!

corrigeren
De leraar corrigeert de essays van de studenten.

bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.

omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.

wonen
Ze wonen in een gedeeld appartement.

schilderen
Ik heb een mooi schilderij voor je geschilderd!

overlaten
De eigenaren laten hun honden aan mij over voor een wandeling.

publiceren
Reclame wordt vaak in kranten gepubliceerd.

schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!

denken
Ze moet altijd aan hem denken.

besparen
Je bespaart geld als je de kamertemperatuur verlaagt.
