Woordenlijst
Portugees (PT) – Werkwoorden oefenen

bereiden
Ze bereidde hem groot plezier.

bestrijden
De brandweer bestrijdt het vuur vanuit de lucht.

gooien naar
Ze gooien de bal naar elkaar.

loslaten
Je mag de grip niet loslaten!

slaan
Ze slaat de bal over het net.

vrienden worden
De twee zijn vrienden geworden.

bouwen
De kinderen bouwen een hoge toren.

moeilijk vinden
Beiden vinden het moeilijk om afscheid te nemen.

praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.

ritselen
De bladeren ritselen onder mijn voeten.

verheugen
Het doelpunt verheugt de Duitse voetbalfans.
