Woordenlijst
Portugees (BR) – Werkwoorden oefenen

nodig hebben
Ik heb dorst, ik heb water nodig!

schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.

tegenover liggen
Daar is het kasteel - het ligt er recht tegenover!

rondspringen
Het kind springt vrolijk in het rond.

updaten
Tegenwoordig moet je je kennis voortdurend updaten.

ontvangen
Ik kan zeer snel internet ontvangen.

ontmoeten
Soms ontmoeten ze elkaar in het trappenhuis.

vernielen
De tornado vernielt veel huizen.

wandelen
Hij wandelt graag in het bos.

schrijven
Hij schrijft een brief.

onderschrijven
We onderschrijven graag uw idee.
