Woordenlijst
Roemeens – Werkwoorden oefenen

naar beneden kijken
Ik kon vanuit het raam naar het strand beneden kijken.

doen
Dat had je een uur geleden moeten doen!

overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.

bespreken
Ze bespreken hun plannen.

schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.

ontslaan
Mijn baas heeft me ontslagen.

overnemen
De sprinkhanen hebben de overhand genomen.

schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.

verheugen
Kinderen verheugen zich altijd op sneeuw.

bewaren
Ik bewaar mijn geld in mijn nachtkastje.

versturen
Ze wil de brief nu versturen.
