Woordenlijst
Russisch – Werkwoorden oefenen

instellen
Je moet de klok instellen.

stoppen
De vrouw stopt een auto.

rinkelen
Hoor je de bel rinkelen?

aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.

veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.

voelen
Ze voelt de baby in haar buik.

duidelijk zien
Ik kan alles duidelijk zien door mijn nieuwe bril.

bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.

voorbijgaan
De tijd gaat soms langzaam voorbij.

haten
De twee jongens haten elkaar.

durven
Ik durf niet in het water te springen.
