Woordenlijst
Slovaaks – Werkwoorden oefenen

doorkomen
Het water was te hoog; de truck kon er niet doorheen.

wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.

spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.

vernietigen
De bestanden worden volledig vernietigd.

wandelen
De groep wandelde over een brug.

uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.

zingen
De kinderen zingen een lied.

liggen
Ze waren moe en gingen liggen.

aannemen
De sollicitant werd aangenomen.

luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.

weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.
