Woordenlijst
Slovaaks – Werkwoorden oefenen

schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.

aanbieden
Wat bied je me aan voor mijn vis?

rinkelen
De bel rinkelt elke dag.

vernielen
De tornado vernielt veel huizen.

beschermen
Kinderen moeten beschermd worden.

ontvangen
Ik kan zeer snel internet ontvangen.

onaangeroerd laten
De natuur werd onaangeroerd gelaten.

draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.

gooien
Hij gooit zijn computer boos op de grond.

rennen
Ze rent elke ochtend op het strand.

vragen
Mijn kleinkind vraagt veel van mij.
