Woordenlijst
Slovaaks – Werkwoorden oefenen

haten
De twee jongens haten elkaar.

ontmoeten
De vrienden ontmoetten elkaar voor een gezamenlijk diner.

doen voor
Ze willen iets voor hun gezondheid doen.

zitten
Er zitten veel mensen in de kamer.

spellen
De kinderen leren spellen.

aanspreken
Mijn leraar spreekt me vaak aan.

uitsterven
Veel dieren zijn vandaag uitgestorven.

opletten
Men moet opletten voor de verkeerstekens.
