Woordenlijst
Sloveens – Werkwoorden oefenen

liggen
Ze waren moe en gingen liggen.

lezen
Ik kan niet zonder bril lezen.

delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.

laten staan
Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.

genereren
We genereren elektriciteit met wind en zonlicht.

uitgaan
De kinderen willen eindelijk naar buiten.

rinkelen
De bel rinkelt elke dag.

binnenlaten
Buiten sneeuwde het en we lieten ze binnen.

weigeren
Het kind weigert zijn eten.

verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.

benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.
