Woordenlijst
Sloveens – Werkwoorden oefenen

verkiezen
Onze dochter leest geen boeken; ze verkiest haar telefoon.

rinkelen
De bel rinkelt elke dag.

verlaten
Toeristen verlaten het strand rond de middag.

imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.

ontmoeten
Soms ontmoeten ze elkaar in het trappenhuis.

schoppen
Ze schoppen graag, maar alleen bij tafelvoetbal.

inrichten
Mijn dochter wil haar appartement inrichten.

beginnen
Een nieuw leven begint met een huwelijk.

kopen
Ze willen een huis kopen.

verdwalen
Mijn sleutel is vandaag verloren gegaan!

wassen
De moeder wast haar kind.
