Woordenlijst
Albanees – Werkwoorden oefenen

versturen
Ze wil de brief nu versturen.

zorgen voor
Onze conciërge zorgt voor de sneeuwruiming.

verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.

lukken
Deze keer is het niet gelukt.

weglopen
Sommige kinderen lopen van huis weg.

overnachten
We overnachten in de auto.

belasten
Kantoorwerk belast haar erg.

vertrekken
De trein vertrekt.

belonen
Hij werd beloond met een medaille.

binnenlaten
Men moet nooit vreemden binnenlaten.

melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.
