Woordenlijst
Servisch – Werkwoorden oefenen

doorkomen
Het water was te hoog; de truck kon er niet doorheen.

gooien naar
Ze gooien de bal naar elkaar.

bedekken
Ze bedekt haar gezicht.

opletten
Men moet opletten voor de verkeersborden.

duwen
Ze duwen de man het water in.

negeren
Het kind negeert de woorden van zijn moeder.

afwassen
Ik hou niet van afwassen.

durven
Ik durf niet in het water te springen.

schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.

wachten
Ze wacht op de bus.

trouwen
Minderjarigen mogen niet trouwen.
