Woordenlijst
Servisch – Werkwoorden oefenen

verminderen
Ik moet absoluut mijn stookkosten verminderen.

pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.

onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.

repareren
Hij wilde de kabel repareren.

kletsen
Hij kletst vaak met zijn buurman.

missen
De man heeft zijn trein gemist.

winnen
Hij probeert te winnen met schaken.

bezorgen
De pizzabezorger bezorgt de pizza.

laten staan
Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.

naar buiten willen
Het kind wil naar buiten.

doorbrengen
Ze brengt al haar vrije tijd buiten door.
