Woordenlijst
Zweeds – Werkwoorden oefenen

sneeuwen
Het heeft vandaag veel gesneeuwd.

versterken
Gymnastiek versterkt de spieren.

vragen
Mijn kleinkind vraagt veel van mij.

overspringen
De atleet moet over het obstakel springen.

ondernemen
Ik heb veel reizen ondernomen.

controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.

onderzoeken
Bloedmonsters worden in dit lab onderzocht.

rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.

benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.

investeren
Waar moeten we ons geld in investeren?

testen
De auto wordt in de werkplaats getest.
