Woordenlijst
Zweeds – Werkwoorden oefenen

uitsterven
Veel dieren zijn vandaag uitgestorven.

vernieuwen
De schilder wil de muurkleur vernieuwen.

rijden
Ze rijden zo snel als ze kunnen.

sturen
Dit bedrijf stuurt goederen over de hele wereld.

wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.

onderdak vinden
We vonden onderdak in een goedkoop hotel.

dichterbij komen
De slakken komen dichter bij elkaar.

verkopen
De handelaren verkopen veel goederen.

bedekken
Ze bedekt haar gezicht.

belasten
Kantoorwerk belast haar erg.

uitspringen
De vis springt uit het water.
