Woordenlijst
Zweeds – Werkwoorden oefenen

bezoeken
Een oude vriend bezoekt haar.

bevestigen
Ze kon het goede nieuws aan haar man bevestigen.

voorgaan
Gezondheid gaat altijd voor!

zitten
Er zitten veel mensen in de kamer.

rennen
Ze rent elke ochtend op het strand.

vaststellen
De datum wordt vastgesteld.

luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.

delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.

beschrijven
Hoe kun je kleuren beschrijven?

sparen
Het meisje spaart haar zakgeld.

wandelen
Hij wandelt graag in het bos.
