Woordenlijst
Thai – Werkwoorden oefenen

verkopen
De handelaren verkopen veel goederen.

uitleggen
Ze legt hem uit hoe het apparaat werkt.

achterlopen
De klok loopt een paar minuten achter.

uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.

verdragen
Ze kan het zingen niet verdragen.

zoeken naar
De politie zoekt naar de dader.

werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.

wegrijden
Toen het licht veranderde, reden de auto’s weg.

ontwikkelen
Ze ontwikkelen een nieuwe strategie.

verliezen
Wacht, je hebt je portemonnee verloren!

op maat snijden
De stof wordt op maat gesneden.
