Woordenlijst

Thai – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/110056418.webp
een toespraak houden
De politicus houdt een toespraak voor veel studenten.
cms/verbs-webp/121820740.webp
beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.
cms/verbs-webp/84314162.webp
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.
cms/verbs-webp/112444566.webp
praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.
cms/verbs-webp/118759500.webp
oogsten
We hebben veel wijn geoogst.
cms/verbs-webp/94312776.webp
weggeven
Ze geeft haar hart weg.
cms/verbs-webp/97188237.webp
dansen
Ze dansen verliefd een tango.
cms/verbs-webp/32685682.webp
bewust zijn van
Het kind is zich bewust van de ruzie van zijn ouders.
cms/verbs-webp/40477981.webp
bekend zijn met
Ze is niet bekend met elektriciteit.
cms/verbs-webp/47225563.webp
meedenken
Je moet meedenken bij kaartspellen.
cms/verbs-webp/106665920.webp
voelen
De moeder voelt veel liefde voor haar kind.
cms/verbs-webp/47062117.webp
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.