Woordenlijst
Thai – Werkwoorden oefenen

terugkomen
De boemerang kwam terug.

voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.

sorteren
Hij sorteert graag zijn postzegels.

werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.

bezoeken
Een oude vriend bezoekt haar.

naar beneden kijken
Ik kon vanuit het raam naar het strand beneden kijken.

wachten
Ze wacht op de bus.

aankomen
Hij kwam net op tijd aan.

genereren
We genereren elektriciteit met wind en zonlicht.

parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.

verminderen
Ik moet absoluut mijn stookkosten verminderen.
