Woordenlijst
Thai – Werkwoorden oefenen

toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.

spelen
Het kind speelt liever alleen.

spellen
De kinderen leren spellen.

wegjagen
De ene zwaan jaagt de andere weg.

rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.

meekomen
Kom nu mee!

wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.

verminderen
Ik moet absoluut mijn stookkosten verminderen.

uitsterven
Veel dieren zijn vandaag uitgestorven.

uitkomen
Wat komt er uit het ei?

uitzoeken
Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.
