Woordenlijst
Thai – Werkwoorden oefenen

opstaan
Ze kan niet meer zelfstandig opstaan.

klinken
Haar stem klinkt fantastisch.

uit elkaar halen
Onze zoon haalt alles uit elkaar!

aankomen
Veel mensen komen op vakantie met een camper aan.

trainen
De hond wordt door haar getraind.

voltooien
Ze hebben de moeilijke taak voltooid.

opmerken
Wie iets weet, mag in de klas opmerken.

doorkomen
Het water was te hoog; de truck kon er niet doorheen.

terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.

verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.

verlaten
Veel Engelsen wilden de EU verlaten.
