Woordenlijst
Turks – Werkwoorden oefenen

vertrekken
Onze vakantiegasten vertrokken gisteren.

aanzetten
Zet de TV aan!

misgaan
Alles gaat vandaag mis!

verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!

moeten
Hij moet hier uitstappen.

uitoefenen
Ze oefent een ongewoon beroep uit.

wegrijden
Toen het licht veranderde, reden de auto’s weg.

verwachten
Mijn zus verwacht een kind.

verlaten
Veel Engelsen wilden de EU verlaten.

werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.

eens zijn
De buren konden het niet eens worden over de kleur.
