Woordenlijst
Vietnamees – Werkwoorden oefenen

spreken
Hij spreekt tot zijn publiek.

vermelden
De baas vermeldde dat hij hem zal ontslaan.

verlaten
Veel Engelsen wilden de EU verlaten.

moeten
Hij moet hier uitstappen.

bestellen
Ze bestelt ontbijt voor zichzelf.

zien
Je kunt beter zien met een bril.

verdelen
Ze verdelen het huishoudelijk werk onder elkaar.

veroorzaken
Alcohol kan hoofdpijn veroorzaken.

verdenken
Hij verdenkt dat het zijn vriendin is.

doorkomen
Het water was te hoog; de truck kon er niet doorheen.

verslaan
Hij versloeg zijn tegenstander in tennis.
