Woordenlijst
Vietnamees – Werkwoorden oefenen

moeten gaan
Ik heb dringend vakantie nodig; ik moet gaan!

weglopen
Sommige kinderen lopen van huis weg.

oefenen
Hij oefent elke dag met zijn skateboard.

weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.

ontmoeten
Soms ontmoeten ze elkaar in het trappenhuis.

sterven
Veel mensen sterven in films.

verbazen
Ze was verbaasd toen ze het nieuws ontving.

willen verlaten
Ze wil haar hotel verlaten.

slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.

bouwen
De kinderen bouwen een hoge toren.

vertalen
Hij kan tussen zes talen vertalen.
