Woordenlijst
Chinees (vereenvoudigd) – Werkwoorden oefenen

binnenkomen
Het schip komt de haven binnen.

wegrennen
Iedereen rende weg van het vuur.

verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.

zien
Je kunt beter zien met een bril.

ontmoeten
Soms ontmoeten ze elkaar in het trappenhuis.

investeren
Waar moeten we ons geld in investeren?

proeven
De chef-kok proeft de soep.

werken voor
Hij heeft hard gewerkt voor zijn goede cijfers.

sturen
Ik stuur je een brief.

beginnen met rennen
De atleet staat op het punt om te beginnen met rennen.

omarmen
De moeder omarmt de kleine voetjes van de baby.
