Woordenlijst
Leer werkwoorden – Frans

parler
On ne devrait pas parler trop fort au cinéma.
spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.

arrêter
La femme arrête une voiture.
stoppen
De vrouw stopt een auto.

expédier
Ce colis sera expédié prochainement.
versturen
Dit pakket wordt binnenkort verstuurd.

espérer
Beaucoup espèrent un avenir meilleur en Europe.
hopen
Velen hopen op een betere toekomst in Europa.

se tenir debout
Le montagnard se tient sur le pic.
staan
De bergbeklimmer staat op de top.

devenir
Ils sont devenus une bonne équipe.
worden
Ze zijn een goed team geworden.

sonner
Entends-tu la cloche sonner?
rinkelen
Hoor je de bel rinkelen?

consumer
Le feu va consumer beaucoup de la forêt.
afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.

exclure
Le groupe l’exclut.
uitsluiten
De groep sluit hem uit.

rater
Elle a raté un rendez-vous important.
missen
Ze heeft een belangrijke afspraak gemist.

composer
Elle a décroché le téléphone et composé le numéro.
draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.
