Woordenlijst
Leer werkwoorden – Frans

tuer
Je vais tuer la mouche!
doden
Ik zal de vlieg doden!

retourner
Il ne peut pas retourner seul.
teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.

embrasser
La mère embrasse les petits pieds du bébé.
omarmen
De moeder omarmt de kleine voetjes van de baby.

compléter
Peux-tu compléter le puzzle ?
voltooien
Kun je de puzzel voltooien?

comprendre
J’ai enfin compris la tâche !
begrijpen
Ik begreep eindelijk de taak!

donner
Qu’a-t-il donné à sa petite amie pour son anniversaire?
geven
Wat heeft haar vriend haar voor haar verjaardag gegeven?

s’enfuir
Notre chat s’est enfui.
weglopen
Onze kat is weggelopen.

protéger
La mère protège son enfant.
beschermen
De moeder beschermt haar kind.

ressentir
La mère ressent beaucoup d’amour pour son enfant.
voelen
De moeder voelt veel liefde voor haar kind.

sentir
Il se sent souvent seul.
voelen
Hij voelt zich vaak alleen.

écouter
Elle écoute et entend un son.
luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.
