Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/45022787.webp
tuer
Je vais tuer la mouche!
doden
Ik zal de vlieg doden!
cms/verbs-webp/111750395.webp
retourner
Il ne peut pas retourner seul.
teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.
cms/verbs-webp/109071401.webp
embrasser
La mère embrasse les petits pieds du bébé.
omarmen
De moeder omarmt de kleine voetjes van de baby.
cms/verbs-webp/120086715.webp
compléter
Peux-tu compléter le puzzle ?
voltooien
Kun je de puzzel voltooien?
cms/verbs-webp/40326232.webp
comprendre
J’ai enfin compris la tâche !
begrijpen
Ik begreep eindelijk de taak!
cms/verbs-webp/122789548.webp
donner
Qu’a-t-il donné à sa petite amie pour son anniversaire?
geven
Wat heeft haar vriend haar voor haar verjaardag gegeven?
cms/verbs-webp/43956783.webp
s’enfuir
Notre chat s’est enfui.
weglopen
Onze kat is weggelopen.
cms/verbs-webp/74176286.webp
protéger
La mère protège son enfant.
beschermen
De moeder beschermt haar kind.
cms/verbs-webp/106665920.webp
ressentir
La mère ressent beaucoup d’amour pour son enfant.
voelen
De moeder voelt veel liefde voor haar kind.
cms/verbs-webp/109766229.webp
sentir
Il se sent souvent seul.
voelen
Hij voelt zich vaak alleen.
cms/verbs-webp/112407953.webp
écouter
Elle écoute et entend un son.
luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.
cms/verbs-webp/42111567.webp
faire une erreur
Réfléchis bien pour ne pas faire d’erreur!
een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!