Woordenlijst
Leer werkwoorden – Frans

se débrouiller
Elle doit se débrouiller avec peu d’argent.
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.

vérifier
Le mécanicien vérifie les fonctions de la voiture.
controleren
De monteur controleert de functies van de auto.

prononcer un discours
Le politicien prononce un discours devant de nombreux étudiants.
een toespraak houden
De politicus houdt een toespraak voor veel studenten.

dépendre
Il est aveugle et dépend de l’aide extérieure.
afhangen van
Hij is blind en is afhankelijk van hulp van buitenaf.

manger
Que voulons-nous manger aujourd’hui?
eten
Wat willen we vandaag eten?

aimer
Elle aime vraiment son cheval.
houden van
Ze houdt echt veel van haar paard.

découper
Il faut découper les formes.
uitknippen
De vormen moeten worden uitgeknipt.

persuader
Elle doit souvent persuader sa fille de manger.
overtuigen
Ze moet haar dochter vaak overtuigen om te eten.

ouvrir
Le festival a été ouvert avec des feux d’artifice.
openen
Het festival werd geopend met vuurwerk.

crier
Si tu veux être entendu, tu dois crier ton message fort.
schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.

signifier
Que signifie ce blason sur le sol?
betekenen
Wat betekent dit wapenschild op de vloer?
