Woordenlijst
Leer werkwoorden – Frans

comprendre
J’ai enfin compris la tâche !
begrijpen
Ik begreep eindelijk de taak!

traduire
Il peut traduire entre six langues.
vertalen
Hij kan tussen zes talen vertalen.

passer
Le temps passe parfois lentement.
voorbijgaan
De tijd gaat soms langzaam voorbij.

envoyer
Cette entreprise envoie des marchandises dans le monde entier.
sturen
Dit bedrijf stuurt goederen over de hele wereld.

rater
L’homme a raté son train.
missen
De man heeft zijn trein gemist.

parler
On ne devrait pas parler trop fort au cinéma.
spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.

garantir
L’assurance garantit une protection en cas d’accidents.
garanderen
Verzekering garandeert bescherming bij ongevallen.

couvrir
Les nénuphars couvrent l’eau.
bedekken
De waterlelies bedekken het water.

accepter
Certaines personnes ne veulent pas accepter la vérité.
accepteren
Sommige mensen willen de waarheid niet accepteren.

laisser entrer
Il neigeait dehors et nous les avons laissés entrer.
binnenlaten
Buiten sneeuwde het en we lieten ze binnen.

voyager
J’ai beaucoup voyagé à travers le monde.
rondreizen
Ik heb veel rond de wereld gereisd.
