Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/123546660.webp
vérifier
Le mécanicien vérifie les fonctions de la voiture.
controleren
De monteur controleert de functies van de auto.
cms/verbs-webp/96531863.webp
passer
Le chat peut-il passer par ce trou?
doorgaan
Kan de kat door dit gat gaan?
cms/verbs-webp/119379907.webp
deviner
Tu dois deviner qui je suis!
raden
Je moet raden wie ik ben!
cms/verbs-webp/118026524.webp
recevoir
Je peux recevoir une connexion internet très rapide.
ontvangen
Ik kan zeer snel internet ontvangen.
cms/verbs-webp/42212679.webp
travailler pour
Il a beaucoup travaillé pour ses bonnes notes.
werken voor
Hij heeft hard gewerkt voor zijn goede cijfers.
cms/verbs-webp/108118259.webp
oublier
Elle a maintenant oublié son nom.
vergeten
Ze is nu zijn naam vergeten.
cms/verbs-webp/82604141.webp
jeter
Il marche sur une peau de banane jetée.
weggooien
Hij stapt op een weggegooide bananenschil.
cms/verbs-webp/95938550.webp
emporter
Nous avons emporté un sapin de Noël.
meenemen
We hebben een kerstboom meegenomen.
cms/verbs-webp/115153768.webp
voir clairement
Je vois tout clairement avec mes nouvelles lunettes.
duidelijk zien
Ik kan alles duidelijk zien door mijn nieuwe bril.
cms/verbs-webp/106203954.webp
utiliser
Nous utilisons des masques à gaz dans l’incendie.
gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.
cms/verbs-webp/75195383.webp
être
Tu ne devrais pas être triste!
zijn
Je moet niet verdrietig zijn!
cms/verbs-webp/122479015.webp
découper
Le tissu est découpé à la taille.
op maat snijden
De stof wordt op maat gesneden.