Woordenlijst
Leer werkwoorden – Frans

vérifier
Le mécanicien vérifie les fonctions de la voiture.
controleren
De monteur controleert de functies van de auto.

passer
Le chat peut-il passer par ce trou?
doorgaan
Kan de kat door dit gat gaan?

deviner
Tu dois deviner qui je suis!
raden
Je moet raden wie ik ben!

recevoir
Je peux recevoir une connexion internet très rapide.
ontvangen
Ik kan zeer snel internet ontvangen.

travailler pour
Il a beaucoup travaillé pour ses bonnes notes.
werken voor
Hij heeft hard gewerkt voor zijn goede cijfers.

oublier
Elle a maintenant oublié son nom.
vergeten
Ze is nu zijn naam vergeten.

jeter
Il marche sur une peau de banane jetée.
weggooien
Hij stapt op een weggegooide bananenschil.

emporter
Nous avons emporté un sapin de Noël.
meenemen
We hebben een kerstboom meegenomen.

voir clairement
Je vois tout clairement avec mes nouvelles lunettes.
duidelijk zien
Ik kan alles duidelijk zien door mijn nieuwe bril.

utiliser
Nous utilisons des masques à gaz dans l’incendie.
gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.

être
Tu ne devrais pas être triste!
zijn
Je moet niet verdrietig zijn!
