Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/82845015.webp
se présenter
Tout le monde à bord se présente au capitaine.
melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.
cms/verbs-webp/67880049.webp
lâcher
Vous ne devez pas lâcher la prise!
loslaten
Je mag de grip niet loslaten!
cms/verbs-webp/28581084.webp
pendre
Des stalactites pendent du toit.
hangen
IJsspegels hangen van het dak.
cms/verbs-webp/106088706.webp
se lever
Elle ne peut plus se lever seule.
opstaan
Ze kan niet meer zelfstandig opstaan.
cms/verbs-webp/95190323.webp
voter
On vote pour ou contre un candidat.
stemmen
Men stemt voor of tegen een kandidaat.
cms/verbs-webp/84847414.webp
prendre soin
Notre fils prend très soin de sa nouvelle voiture.
zorgen voor
Onze zoon zorgt heel goed voor zijn nieuwe auto.
cms/verbs-webp/40477981.webp
connaître
Elle ne connaît pas l’électricité.
bekend zijn met
Ze is niet bekend met elektriciteit.
cms/verbs-webp/117658590.webp
disparaître
De nombreux animaux ont disparu aujourd’hui.
uitsterven
Veel dieren zijn vandaag uitgestorven.
cms/verbs-webp/83776307.webp
déménager
Mon neveu déménage.
verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.
cms/verbs-webp/102631405.webp
oublier
Elle ne veut pas oublier le passé.
vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.
cms/verbs-webp/92456427.webp
acheter
Ils veulent acheter une maison.
kopen
Ze willen een huis kopen.
cms/verbs-webp/96571673.webp
peindre
Il peint le mur en blanc.
schilderen
Hij schildert de muur wit.