Woordenlijst
Leer werkwoorden – Italiaans

raccontare
Mi ha raccontato un segreto.
vertellen
Ze vertelde me een geheim.

arrivare
Molte persone arrivano in camper durante le vacanze.
aankomen
Veel mensen komen op vakantie met een camper aan.

premiare
È stato premiato con una medaglia.
belonen
Hij werd beloond met een medaille.

consegnare
Lui consegna pizze a domicilio.
bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.

mancare
Mi mancherai tanto!
missen
Ik zal je zo erg missen!

spendere soldi
Dobbiamo spendere molti soldi per le riparazioni.
geld uitgeven
We moeten veel geld uitgeven aan reparaties.

lasciare andare
Non devi lasciare andare la presa!
loslaten
Je mag de grip niet loslaten!

fidanzarsi
Si sono fidanzati in segreto!
verloven
Ze hebben stiekem verloofd!

inviare
Ti sto inviando una lettera.
sturen
Ik stuur je een brief.

consegnare
Nuestra figlia consegna giornali durante le vacanze.
bezorgen
Onze dochter bezorgt kranten tijdens de vakantie.

vedere chiaramente
Posso vedere tutto chiaramente con i miei nuovi occhiali.
duidelijk zien
Ik kan alles duidelijk zien door mijn nieuwe bril.
