Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/120368888.webp
raccontare
Mi ha raccontato un segreto.
vertellen
Ze vertelde me een geheim.
cms/verbs-webp/116835795.webp
arrivare
Molte persone arrivano in camper durante le vacanze.
aankomen
Veel mensen komen op vakantie met een camper aan.
cms/verbs-webp/91147324.webp
premiare
È stato premiato con una medaglia.
belonen
Hij werd beloond met een medaille.
cms/verbs-webp/111892658.webp
consegnare
Lui consegna pizze a domicilio.
bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.
cms/verbs-webp/120801514.webp
mancare
Mi mancherai tanto!
missen
Ik zal je zo erg missen!
cms/verbs-webp/90321809.webp
spendere soldi
Dobbiamo spendere molti soldi per le riparazioni.
geld uitgeven
We moeten veel geld uitgeven aan reparaties.
cms/verbs-webp/67880049.webp
lasciare andare
Non devi lasciare andare la presa!
loslaten
Je mag de grip niet loslaten!
cms/verbs-webp/23468401.webp
fidanzarsi
Si sono fidanzati in segreto!
verloven
Ze hebben stiekem verloofd!
cms/verbs-webp/62069581.webp
inviare
Ti sto inviando una lettera.
sturen
Ik stuur je een brief.
cms/verbs-webp/57574620.webp
consegnare
Nuestra figlia consegna giornali durante le vacanze.
bezorgen
Onze dochter bezorgt kranten tijdens de vakantie.
cms/verbs-webp/115153768.webp
vedere chiaramente
Posso vedere tutto chiaramente con i miei nuovi occhiali.
duidelijk zien
Ik kan alles duidelijk zien door mijn nieuwe bril.
cms/verbs-webp/94193521.webp
girare
Puoi girare a sinistra.
draaien
Je mag naar links draaien.