Woordenlijst
Leer werkwoorden – Japans

提供する
彼女は花に水をやると提供した。
Teikyō suru
kanojo wa hana ni mizu o yaru to teikyō shita.
aanbieden
Ze bood aan de bloemen water te geven.

下線を引く
彼は彼の声明に下線を引きました。
Kasenwohiku
kare wa kare no seimei ni kasen o hikimashita.
onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.

楽しみにする
子供たちはいつも雪を楽しみにしています。
Tanoshimini suru
kodomo-tachi wa itsumo yuki o tanoshiminishiteimasu.
verheugen
Kinderen verheugen zich altijd op sneeuw.

楽しむ
彼女は人生を楽しんでいます。
Tanoshimu
kanojo wa jinsei o tanoshinde imasu.
genieten
Ze geniet van het leven.

接続する
この橋は二つの地域を接続しています。
Setsuzoku suru
kono hashi wa futatsu no chiiki o setsuzoku shite imasu.
verbinden
Deze brug verbindt twee wijken.

出かける
女の子たちは一緒に出かけるのが好きです。
Dekakeru
on‘nanoko-tachi wa issho ni dekakeru no ga sukidesu.
uitgaan
De meisjes gaan graag samen uit.

許す
私は彼の借金を許します。
Yurusu
watashi wa kare no shakkin o yurushimasu.
vergeven
Ik vergeef hem zijn schulden.

示す
パスポートにビザを示すことができます。
Shimesu
pasupōto ni biza o shimesu koto ga dekimasu.
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.

支払う
彼女はクレジットカードでオンラインで支払います。
Shiharau
kanojo wa kurejittokādo de onrain de shiharaimasu.
betalen
Ze betaalt online met een creditcard.

蹴る
彼らは蹴るのが好きですが、テーブルサッカーでしかありません。
Keru
karera wa keru no ga sukidesuga, tēburusakkāde shika arimasen.
schoppen
Ze schoppen graag, maar alleen bij tafelvoetbal.

給仕する
ウェイターが食事を給仕します。
Kyūji suru
u~eitā ga shokuji o kyūji shimasu.
serveren
De ober serveert het eten.
