Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (BR)

cms/verbs-webp/15353268.webp
espremer
Ela espreme o limão.

uitknijpen
Ze knijpt de citroen uit.
cms/verbs-webp/120515454.webp
alimentar
As crianças estão alimentando o cavalo.

voeden
De kinderen voeden het paard.
cms/verbs-webp/101709371.webp
produzir
Pode-se produzir mais barato com robôs.

produceren
Men kan goedkoper produceren met robots.
cms/verbs-webp/74916079.webp
chegar
Ele chegou na hora certa.

aankomen
Hij kwam net op tijd aan.
cms/verbs-webp/61826744.webp
criar
Quem criou a Terra?

creëren
Wie heeft de aarde gecreëerd?
cms/verbs-webp/115373990.webp
aparecer
Um peixe enorme apareceu repentinamente na água.

verschijnen
Er verscheen plotseling een grote vis in het water.
cms/verbs-webp/85860114.webp
avançar
Você não pode avançar mais a partir deste ponto.

verder gaan
Je kunt op dit punt niet verder gaan.
cms/verbs-webp/5161747.webp
remover
A escavadeira está removendo o solo.

verwijderen
De graafmachine verwijdert de grond.
cms/verbs-webp/11497224.webp
responder
O estudante responde à pergunta.

antwoorden
De student beantwoordt de vraag.
cms/verbs-webp/75423712.webp
mudar
A luz mudou para verde.

veranderen
Het licht veranderde in groen.
cms/verbs-webp/120686188.webp
estudar
As meninas gostam de estudar juntas.

studeren
De meisjes studeren graag samen.
cms/verbs-webp/67880049.webp
soltar
Você não deve soltar a empunhadura!

loslaten
Je mag de grip niet loslaten!