Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (BR)

cms/verbs-webp/103910355.webp
sentar
Muitas pessoas estão sentadas na sala.
zitten
Er zitten veel mensen in de kamer.
cms/verbs-webp/114052356.webp
queimar
A carne não deve queimar na grelha.
branden
Het vlees mag niet branden op de grill.
cms/verbs-webp/38753106.webp
falar
Não se deve falar muito alto no cinema.
spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.
cms/verbs-webp/121112097.webp
pintar
Eu pintei um lindo quadro para você!
schilderen
Ik heb een mooi schilderij voor je geschilderd!
cms/verbs-webp/113842119.webp
passar
O período medieval já passou.
voorbijgaan
De middeleeuwse periode is voorbijgegaan.
cms/verbs-webp/120515454.webp
alimentar
As crianças estão alimentando o cavalo.
voeden
De kinderen voeden het paard.
cms/verbs-webp/115153768.webp
enxergar
Eu posso enxergar tudo claramente com meus novos óculos.
duidelijk zien
Ik kan alles duidelijk zien door mijn nieuwe bril.
cms/verbs-webp/17624512.webp
acostumar-se
Crianças precisam se acostumar a escovar os dentes.
wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.
cms/verbs-webp/1502512.webp
ler
Não consigo ler sem óculos.
lezen
Ik kan niet zonder bril lezen.
cms/verbs-webp/63935931.webp
virar
Ela vira a carne.
draaien
Ze draait het vlees.
cms/verbs-webp/31726420.webp
voltar-se
Eles se voltam um para o outro.
zich wenden tot
Ze wenden zich tot elkaar.
cms/verbs-webp/102447745.webp
cancelar
Ele infelizmente cancelou a reunião.
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.