Woordenlijst
Leer werkwoorden – Slovaaks

predstaviť si
Každý deň si predstavuje niečo nové.
voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.

dokončiť
Každý deň dokončuje svoju behaciu trasu.
voltooien
Hij voltooit elke dag zijn jogroute.

bežať smerom
Dievča beží k svojej mame.
toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.

prenasledovať
Kovboj prenasleduje kone.
achtervolgen
De cowboy achtervolgt de paarden.

zdolať
Športovci zdolali vodopád.
overwinnen
De atleten overwinnen de waterval.

biť
Rodičia by nemali biť svoje deti.
slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.

nechať za sebou
Náhodou nechali svoje dieťa na stanici.
achterlaten
Ze hebben hun kind per ongeluk op het station achtergelaten.

vrátiť sa
Bumerang sa vrátil.
terugkomen
De boemerang kwam terug.

maľovať
Chcem si namaľovať byt.
schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.

plytvať
Energiou by sa nemalo plytvať.
verspillen
Energie mag niet verspild worden.

opakovať rok
Študent opakoval rok.
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.
