Woordenlijst
Leer werkwoorden – Slovaaks

baviť sa
Na lunaparku sme sa skvele bavili!
plezier hebben
We hebben veel plezier gehad op de kermis!

zdôrazniť
Oči môžete dobre zdôrazniť makeupom.
benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.

prepravovať
Bicykle prepravujeme na streche auta.
vervoeren
We vervoeren de fietsen op het dak van de auto.

bežať smerom
Dievča beží k svojej mame.
toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.

vysvetliť
Dedko vysvetľuje svet svojmu vnukovi.
uitleggen
Opa legt de wereld uit aan zijn kleinzoon.

chatovať
Študenti by nemali chatovať počas vyučovania.
kletsen
Studenten mogen niet kletsen tijdens de les.

objaviť
Námorníci objavili novú krajinu.
ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.

prehovoriť
Politik prehovorí pred mnohými študentmi.
een toespraak houden
De politicus houdt een toespraak voor veel studenten.

odložiť
Každý mesiac chcem odložiť trochu peňazí na neskôr.
opzij zetten
Ik wil elke maand wat geld opzij zetten voor later.

zdanit
Firmy sú zdaňované rôznymi spôsobmi.
belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.

opakovať
Môj papagáj môže opakovať moje meno.
herhalen
Mijn papegaai kan mijn naam herhalen.
