Woordenlijst
Leer werkwoorden – Tagalog

lumisan
Gusto niyang lumisan sa kanyang hotel.
willen verlaten
Ze wil haar hotel verlaten.

mahalin
Mahal na mahal niya ang kanyang pusa.
houden van
Ze houdt heel veel van haar kat.

iwan
Aksidenteng iniwan nila ang kanilang anak sa estasyon.
achterlaten
Ze hebben hun kind per ongeluk op het station achtergelaten.

alagaan
Inaalagaan ng aming janitor ang pagtanggal ng snow.
zorgen voor
Onze conciërge zorgt voor de sneeuwruiming.
