Ordforråd

Lær adverb – Dutch

cms/adverbs-webp/12727545.webp
beneden
Hij ligt beneden op de vloer.
nedanfor
Han ligg nede på golvet.
cms/adverbs-webp/145004279.webp
nergens
Deze sporen leiden naar nergens.
ingenstader
Desse spora fører til ingenstader.
cms/adverbs-webp/77321370.webp
bijvoorbeeld
Hoe vind je deze kleur, bijvoorbeeld?
til dømes
Korleis likar du denne fargen, til dømes?
cms/adverbs-webp/135100113.webp
altijd
Hier was altijd een meer.
alltid
Det har alltid vore ein innsjø her.
cms/adverbs-webp/98507913.webp
alle
Hier kun je alle vlaggen van de wereld zien.
alle
Her kan du sjå alle flagga i verda.
cms/adverbs-webp/96549817.webp
weg
Hij draagt de prooi weg.
bort
Han bær byttet bort.
cms/adverbs-webp/178653470.webp
buiten
We eten vandaag buiten.
ute
Vi et ute i dag.
cms/adverbs-webp/155080149.webp
waarom
Kinderen willen weten waarom alles is zoals het is.
kvifor
Born vil vite kvifor alt er som det er.
cms/adverbs-webp/67795890.webp
in
Ze springen in het water.
inni
Dei hoppar inni vatnet.
cms/adverbs-webp/57457259.webp
buiten
Het zieke kind mag niet naar buiten.
ut
Det sjuke barnet får ikkje gå ut.
cms/adverbs-webp/176340276.webp
bijna
Het is bijna middernacht.
nesten
Det er nesten midnatt.
cms/adverbs-webp/71109632.webp
echt
Kan ik dat echt geloven?
verkeleg
Kan eg verkeleg tru på det?