Ordforråd

Lær verb – Dutch

cms/verbs-webp/75001292.webp
wegrijden
Toen het licht veranderde, reden de auto’s weg.
køyre av garde
Då lyset bytta, køyrde bilane av garde.
cms/verbs-webp/92456427.webp
kopen
Ze willen een huis kopen.
kjøpe
Dei vil kjøpe eit hus.
cms/verbs-webp/104135921.webp
binnenkomen
Hij komt de hotelkamer binnen.
gå inn
Han går inn i hotellrommet.
cms/verbs-webp/101556029.webp
weigeren
Het kind weigert zijn eten.
nekte
Barnet nektar maten sin.
cms/verbs-webp/120282615.webp
investeren
Waar moeten we ons geld in investeren?
investere
Kva bør vi investere pengane våre i?
cms/verbs-webp/90292577.webp
doorkomen
Het water was te hoog; de truck kon er niet doorheen.
kome gjennom
Vatnet var for høgt; lastebilen kom ikkje gjennom.
cms/verbs-webp/120259827.webp
bekritiseren
De baas bekritiseert de werknemer.
kritisere
Sjefen kritiserer tilsette.
cms/verbs-webp/49374196.webp
ontslaan
Mijn baas heeft me ontslagen.
sparke
Sjefen min har sparka meg.
cms/verbs-webp/67095816.webp
samenwonen
De twee zijn van plan om binnenkort samen te gaan wonen.
flytte saman
Dei to planlegg å flytte saman snart.
cms/verbs-webp/121820740.webp
beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.
byrje
Vandrarane byrja tidleg om morgonen.
cms/verbs-webp/115207335.webp
openen
De kluis kan worden geopend met de geheime code.
opne
Safeen kan opnast med den hemmelege koden.
cms/verbs-webp/104476632.webp
afwassen
Ik hou niet van afwassen.
vaske opp
Eg likar ikkje å vaske opp.