Ordforråd

Lær verb – Dutch

cms/verbs-webp/122638846.webp
sprakeloos maken
De verrassing maakt haar sprakeloos.
gjere mållaus
Overraskinga gjer ho mållaus.
cms/verbs-webp/124458146.webp
overlaten
De eigenaren laten hun honden aan mij over voor een wandeling.
overlate
Eigarane overlet hundane sine til meg for ein tur.
cms/verbs-webp/118232218.webp
beschermen
Kinderen moeten beschermd worden.
beskytte
Barn må beskyttast.
cms/verbs-webp/129235808.webp
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.
lytte
Han liker å lytte til magen til den gravide kona si.
cms/verbs-webp/87153988.webp
bevorderen
We moeten alternatieven voor autoverkeer bevorderen.
fremje
Vi treng å fremje alternativ til biltrafikk.
cms/verbs-webp/87142242.webp
hangen
De hangmat hangt aan het plafond.
henge ned
Hengekøya henger ned frå taket.
cms/verbs-webp/33564476.webp
bezorgen
De pizzabezorger bezorgt de pizza.
levere
Pizzabudet leverer pizzaen.
cms/verbs-webp/102823465.webp
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.
vise
Eg kan vise eit visum i passet mitt.
cms/verbs-webp/8451970.webp
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.
diskutere
Kollegaene diskuterer problemet.
cms/verbs-webp/55128549.webp
gooien
Hij gooit de bal in de mand.
kaste
Han kastar ballen i kurven.
cms/verbs-webp/101890902.webp
produceren
We produceren onze eigen honing.
produsere
Vi produserer vår eigen honning.
cms/verbs-webp/80325151.webp
voltooien
Ze hebben de moeilijke taak voltooid.
fullføra
Dei har fullført den vanskelege oppgåva.