Ordforråd
tysk – Verb Øvelse

uitnodigen
Wij nodigen je uit voor ons oudejaarsfeest.

aanbieden
Ze bood aan de bloemen water te geven.

antwoorden
Ze antwoordde met een vraag.

op maat snijden
De stof wordt op maat gesneden.

corrigeren
De leraar corrigeert de essays van de studenten.

wegrijden
Ze rijdt weg in haar auto.

worden
Ze zijn een goed team geworden.

gebeuren
Vreemde dingen gebeuren in dromen.

verhuren
Hij verhuurt zijn huis.

leiden
De meest ervaren wandelaar leidt altijd.

gebruiken
Zelfs kleine kinderen gebruiken tablets.
