Ordforråd
kurdisk (kurmanji) – Verb Øvelse

kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.

afwassen
Ik hou niet van afwassen.

eisen
Hij eiste compensatie van de persoon waarmee hij een ongeluk had.

binnenkomen
Kom binnen!

bereiden
Ze bereidde hem groot plezier.

doorrijden
De auto rijdt door een boom.

herhalen
Kun je dat alstublieft herhalen?

verheugen
Het doelpunt verheugt de Duitse voetbalfans.

elkaar aankijken
Ze keken elkaar lang aan.

consumeren
Ze consumeert een stukje taart.

spelen
Het kind speelt liever alleen.
