Ordforråd
portugisisk (BR) – Verb Øvelse

uitgeven
Ze heeft al haar geld uitgegeven.

voelen
Ze voelt de baby in haar buik.

versturen
Ze wil de brief nu versturen.

onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.

verrijken
Specerijen verrijken ons eten.

overtreffen
Walvissen overtreffen alle dieren in gewicht.

bewandelen
Dit pad mag niet bewandeld worden.

houden
Je mag het geld houden.

kletsen
Studenten mogen niet kletsen tijdens de les.

vergelijken
Ze vergelijken hun cijfers.

bevatten
Vis, kaas en melk bevatten veel eiwitten.
